Greenbrae, CA

Op een elegante groene sofa (meegenomen uit het huis in Philadelphia) liggen opengeslagen boeken. Centraal in de kamer staat het bed, overtrokken met haar favoriete sprei, veelkleurig met geometrisch motief. Op de kast, aan het voeteinde van het bed liggen ruimtelichamen in massief hout, in plaaster en in karton. De lievelingsvolumes binnen handbereik. Een kubus, tetraëdersecties (1), een dodecaëder, een kubus gevat in een icosaëder (2). Een volume wordt tussen duim en wijsvinger vastgenomen en voorzichtig in de palm van de andere hand gelegd. Stof heeft zich met karton vermengd tot een nieuwsoortig materiaal, de lijm heeft losgelaten. Een plat plaasteren volume (3), bekomen door het uitoefenen van een kracht (het kan zowel druk als trek zijn) op twee hoekpunten gelegen op eenzelfde lichaamsdiagonaal van een kubus, is door het vele manipuleren (opnemen, onderzoeken, demonstreren, koesteren) zodanig afgerond en verweerd, dat het lijkt op zeeschuim: de rugplaat van een zeekat waar door een kanarie putjes in zijn gepikt.

Buiten deze kamer zijn de muren lichtgroen en voorzien van een horizontale handgreep uit roestvrij staal. De deuren zijn er rozebruin. In de eetzaal staan gestoffeerde kersenhouten stoelen en het buffet is doorlopend open.

De vrouw werkt aan een boek. Voor het manuscript gebruikt ze de witte broodzakken waarin 's ochtends haar ontbijt zit. Met de platte onderkant van haar tot vuist gevormde hand strijkt ze de broodzakken plat, zoals iemand over zijn eigen huid wrijft om het warm te krijgen; zoals oude mensen over elkaar kunnen wrijven. Daarna legt ze de zak op een stapel onder een boek. De verhouding en het formaat maken haar warm vanbinnen. Op een dag heeft ze een zak gepakt, er diagonalen op getekend en alles nagemeten: onvermijdelijk, de goddelijke verhouding die ze voorvoelde.

De vrouw tekent een verticaal lijnstuk en noteert: '1.2721'. Ze voegt drie lijnstukken toe, zodat een vierkant ontstaat. Onder het vierkant schrijft ze: 'oppervlakte 1.618' en fluistert: 'de irrationele wiskundige constante gekend als het gulden getal'. Door het toevoegen van nog drie lijnstukken onder helling, één verticale en één horizontale, bekomt de vrouw een isometrische voorstelling van een kubus. In de kubus schrijft ze: 'volume 2.05'. Ze plaats haakjes rond de '.05', zuchtend. De aloude gedachte vormt zich in haar hoofd en als om zichzelf moed in te spreken zegt ze zachtjes: 'vijf honderdsten is niet veel en er zijn er toleranties en marges nodig in de architectuur; om de dingen in elkaar te doen passen'.

Ze heeft haar ontdekking telkens weer hertekend: een kubus met een relatie tot twee (4). En daardoor verbonden met tal van andere wiskundige systemen waar een gewone één bij één bij één kubus (5) geen verband mee heeft. De gloed van de ontdekking smoort ze met een slokje koffie. Een druppel glijdt naar beneden en vormt op het raakvlak van de koffiekop en de broodzak een perfecte bruine halve cirkel.

Ze tekent een tweede isometrische kubus (6) met dezelfde afmetingen als de eerste en kiest vier van de acht hoekpunten zodanig dat er niet twee van de vier op éénzelfde ribbe liggen. Ze verbindt de hoekpunten tot een tetraëder. Elk volgend platonisch lichaam leidt ze af van de door haar ontdekte kubus. De octaëder (7) bekomt ze door het verbinden van de zes zwaartepunten van de zijvlakken van de kubus, haar dodecaëder (8) is een kubus met op elk zijvlak een zadeldakje.
Terwijl ze de icosaëder construeert, overschrijdt ze op het lange blad de denkbeeldige grens waar de genormaliseerde A4-pagina stopt. Daar voorbij, dat weet ze, begint het diepere begrip. Vanaf daar lijkt het blad niet meer te zullen stoppen. Dit is de plek waar de dingen beginnen te ontstaan. Voorbij de limiet van het blad is voorbij de limiet van haar denken. Er opent zich een ruimte waar Kepler, Pascal, Fibonacci, Euller en Fuller toeven. Een dame treedt hen beleefd tegemoet, als waren ze haar gelijken.

   



ALL CONTENT © 2012-2016 FRANCIS JONCKHEERE

vBulletin stat